man vrouw en hond in bos

Lieve Bram,

Toen ik 1 Korintiërs 13 weer eens las, kwam het op mij over dat ik de liefde zou moeten hebben die geduldig en vriendelijk is, die alles kan verdragen.

Oh ja, ik probeer naar het goede te zoeken. Ook in mensen die mij niet liggen of door wie ik geïrriteerd raak. Maar alles verdragen? Gisteren was ik moe, ik had het helemaal gehad. Verdroeg ik dan dat jij de dingen niet van mij overnam zoals ik graag wilde? Wat vond ik dát moeilijk.

Ik zou toch in liefde moeten accepteren dat het niet gaat zoals ik zou willen? Ik voel me schuldig en trok me terug. Ik voelde me belast, moe en verlaten. Ik wilde er wel van uitgaan dat jij deed wat je kon. Ik zou zo graag willen dat jij aanvoelde dat ik tegen je aan wilde leunen.

Als ik zoek naar de bedoeling en achtergrond van deze tekst, dan herinner ik mij van een cursus dat Paulus dit schreef aan mensen die vonden dat alleen zij het bij het rechte eind hadden, dat het om hun eigen gelijk ging. Ze zaten elkaar in de haren.

Als ik in dat kader de brief van Paulus zet, dan vertelt hij dat ik niet van mijn superieure ik uit moet gaan, maar me moet richten naar wat ons bindt. Dan gaat het niet om ‘ik’ die het beter weet, maar dat ik geloof mag hebben dat jij naast me wil staan. En dat ik hoop dat wij daar samen in groeien.

Ik mag aan jou vragen of je naast me wil staan als ik niet die sterke Renie kan zijn, die ik zo graag wil zijn. Ik mag zeggen dat ik verlang dat jij naast me staat, écht naast me staat. Zo geef ik jou de kans dat jij jouw liefde aan mij betoont.

Hoe voel ik mij?

Bedroefd dat het telkens stoeien blijft om de verbinding te houden, met mezelf en met jou. Verdrietig dat ik het zo moeilijk vindt om mijn verlangen naar je uit te spreken als ik je nodig heb, echt nodig heb. Maar ik voel mij ook dichtbij en hoopvol om dit met jou te delen. Zo kan mijn liefde niet zonder de hoop en het geloof in ons.

Liefs, Renie

Terug naar 1 Kor 13 – De Liefde