In een serie artikelen beschrijven we de presentaties van het weekend.  De 7e presentatie: ging over In liefde met elkaar leven. Deze presentatie gaat over vertrouwen, vertrouwen in onszelf, in elkaar.

De trapezewerker is de metafoor die laat zien hoe spannend het is om te springen en te vertrouwen dat de ander je op het goede moment opvangt. We zijn de trap opgeklommen, daar staan we dan boven op het plateau. Wat een diepte als je naar beneden kijkt.

In de loop van ons leven hebben we ons een masker aangemeten, om ons te beschermen voor kwetsbare gevoelens. Het is altijd een van de B’s en dat kan voor iedereen verschillend zijn.

Je zou de hoogte van het plateau kunnen vergelijken met je masker. Dat masker heb je vaak ook nodig. We identificeren ons vaak met ons masker, maar we zijn meer. Dat meer is kwetsbaar, dat laten we niet zomaar aan iedereen zien. We verlangen allemaal naar verbondenheid en daar is vertrouwen voor nodig. Vertrouwen dat die binnenkant er voor jezelf mag zijn en vertrouwen dat je er met die moeilijke gevoelens voor de ander mag zijn, een moeilijke keuze. Durf je te springen, te vertrouwen dat de ander je opvangt? Dat vraagt moed en vertrouwen, vertrouwen dat de ander je op zal vangen. En toch. Als je durft te springen kan dat een intense verbondenheid geven, waar we ten diepste zo naar verlangen.

Gerry

We hadden onze jaarlijkse familie dag met broers, zus en aanhang. We beginnen altijd met een rondje waarin iedereen vertelt hoe het met hen is en hoe het met kinderen en kleinkinderen gaat. Daarna gingen we met ons allen naar het graf van onze broer die vorig jaar plotseling overleden is.

Thuisgekomen waren we vol van alle indrukken. We hadden niet met iedereen persoonlijk contact gehad en wat is het dan fijn om het er samen over te hebben.

Mijn masker is dat van de verantwoordelijke in dit geval de oudste zus. Ik luister en vraag, maar ben niet echt in contact met mijn gevoel.

’s Avonds in bed voelde ik me wat weemoedig. Ik ben heel blij met mijn broers, zus en aanhang. Blij dat we het met iedereen goed kunnen vinden.

Een schoonzus vertelde over hoe ze er wilde zijn voor haar dochter en kleinkinderen. Dat bleef hangen en raakte mij. Ik begon te vertellen over onze kinderen, over dat wij geen kleinkinderen hebben. Hans luisterde aandachtig en vroeg: wat zou het voor jou betekenen als we dat wel hadden? Ik zei dat in mijn beleving mijn moeder een groot deel van haar eigenwaarde ontleend heeft aan de kinderen. Na een poosje zei Hans: het heeft te maken met je levensopdracht hè? De opdracht om een goede moeder te zijn. Mijn levensopdracht is ook het thema waarin we zo verschillend zijn. Heb ik dat wel goed gedaan? Mijn eeuwige twijfel.

Het was even stil en ik zei dat ik het fijn vond dat hij geluisterd had, maar ook dat ik wat miste. Ik weet dat ik Hans daarmee pijn doe. We gaven elkaar een kus en ik draaide me om en ging lezen. Het boek ging over de stilte in jezelf. Nou die stilte bestond voor mij uit verdriet en eenzaamheid. Ik had zo graag getroost willen worden. Het was een stil verdriet en langzaam gaf ik de tranen ruimte. Ik draaide me voorzichtig wat naar Hans en zei zachtjes: “ik vind het zo moeilijk om te vragen dat ik zo naar jouw troost en veiligheid verlang.” Hans draaide zich ook om, maar helemaal in zijn armen kruipen durfde ik niet. Ik lag stilletjes te huilen en Hans hield me zacht vast. Veel woorden waren niet nodig, al had ik wel die neiging. Maar dan zou ik van mijn gevoel weggaan en dat wilde ik niet. Ik mag en wilde vertrouwen dat mijn verdriet er mag zijn, dat Hans er voor mij wil zijn. Het is mijn pijn en door mijn tranen er te laten zijn, gaf ik Hans de ruimte die te ontvangen.

De volgende morgen schreef ik er over en toen ik het voorlas kwamen weer de tranen. Ook Hans hield het niet droog. We kropen weg in elkaars armen, diep verdriet, maar samen.

Het blijft elke keer weer een uitdaging om mijn tranen toe te vertrouwen aan mezelf en aan Hans. Er over praten kan ik vaak wel, maar mijn tranen komen van ver, zijn kwetsbaar en zacht. Als ik daar ruimte aan kan geven, gebeurt het, die diepe verbondenheid samen.

Hans

Mijn masker laten zakken? Wanneer gebruik ik mijn kwaliteit eigenlijk als masker? Ik ben vriendelijk, behulpzaam en gebruik humor om me te laten horen en zien. Op de achtergrond aanwezig is niks voor mij. Deze kwaliteiten gebruik ik ook als ik iets spannend vind. Mijn vriendelijkheid heb ik bijvoorbeeld nodig om te maskeren dat ik boos ben, want boosheid, woede is het gevoel dat ik het moeilijkst laat zien. Toch leeft dat wel regelmatig in mij.

Als Gerry me vraagt om ergens mee te helpen en ik ben bezig met een of ander klusje, kan ik me geïrriteerd voelen. De behulpzame Hans wordt aangesproken en die moet in actie komen, maar mijn klusje trekt ook aan me. Ik kan dan sjokkend naar Gerry toegaan en zelfs zeggen dat ik het met plezier doe. Je zou kunnen zeggen dat ik dan niet eerlijk ben en misschien is dat ook zo. In feite ben ik bang ontmaskerd te worden, bang om irritatie, boosheid te laten zien en ook voor mezelf toe te geven dat ik boos ben.

Ja, er leeft woede in mij en dat houd ik eronder met vriendelijkheid.

Ik droomde eens dat ik een vervelend persoon tegenkwam midden op de Rijnbrug. Ik was zo kwaad dat ik hem over de reling heb gegooid. Dat angstbeeld, het beeld van een moorddadige Hans vind ik heel moeilijk. Zo wil ik mezelf niet zien en al helemaal niet laten zien. Mensen die elkaar uitfoeteren in het openbaar, achterbuurtgedrag, zei mijn vader. Dat is precies het gedrag waar ik me niet toe wil verlagen. Aan de andere kant heb ik bewondering voor mensen die duidelijk zeggen wat ze vinden, ook al is dat een tegenovergestelde mening.

De theorie van de kernkwadranten (kwaliteit, valkuil, uitdaging en allergie) volg ik trouw in mijn gedrag. Wanneer iemand dominant doet (mijn allergie) schiet ik in het kruislingse effect (mijn valkuil) en dat is dat ik overdreven vriendelijk ga doen, ga slijmen. Het gaat bijna vanzelf en dat allemaal om niet kwetsbaar te hoeven zijn, geen vertrouwen in mezelf dat ik het aankan om tegenover de ander te staan. Bovendien ben ik bang dat de ander boos terug reageert.

Behalve… in de auto. Gelukkig gebruik ik de claxon en het grote licht steeds minder, maar af en toe heb ik geen beheersing over de hand die het lawaai en het lichtsignaal creëert.

Na het schrijven van het bovenstaande stuk vroeg ik aan Gerry wat ze ervan vond en met name dat stukje over de kernkwadranten. Zelf vond ik het goed gevonden. Zij vond het minder geschikt en vroeg wat erachter schuilging dat ik dit schreef. Ik wilde indruk te maken en zo mijn eigenwaarde te voeden. Mijn grootste angst is echter dat ik niets voorstel, geen invloed heb er niet toe doe. Dat laten zien is echt vertrouwen.

Dialoogvragen
  1. Hoe voel ik me als ik boven op het plateau sta en de diepte beneden zie?
  2. Welk gevoel is het moeilijkst om te laten zien?
  3. Voor welke reactie van mijn partner ben ik bang?
  4. Welk verlangen leeft er in mij om toch te springen?
  5. Wat betekent het voor mij als mijn partner springt en haar / zijn moeilijkste gevoel deelt?